U bent hier
Na deelname aan een project van het RIVM waarin burgers deelnamen aan het meten van fijn stof, afkomstig van vuurwerk tijdens de jaarwisseling 2017/2018 nam Behoud de Parel het initiatief om zelf een fijnstofmeter te ontwikkelen. Onder de projectnaam MySense werd een betaalbare “low-cost-meetkit" ontwikkeld. Inmiddels is de derde generatie meetkit in elkaar gezet, waarbij veel van de aanvankelijke kinderziektes opgelost zijn.
Het MySense-project kreeg landelijke aandacht toen Dagblad Trouw het project in haar “Duurzame top-100” de derde plaats toekende. Ook de Volkskrant besteedde (20 november 2020) in haar wetenschappelijk katern uitgebreid aandacht aan de meetkit. De meetkit is inmiddels op verschillende plaatsen ingezet om de luchtkwaliteit te meten. Bij een legkippenstal in Castenray (Venray) leidde de metingen tot verbeteringen in het bedrijfsproces. In de voormalige gemeente St. Anthonis (nu Land van Cuijk) werd een meetnet aangelegd in samenwerking met de stichting Burgerwetenschappers Land van Cuijk. Bij de verschillende toepassingen van de meetkits werkt Behoud de Parel samen met verschillende organisaties, waaronder het RIVM en Wageningen Universiteit. Inmiddels is Behoud de Parel ook in gesprek met de gemeente Horst aan de Maas om de mogelijkheden te onderzoeken om in Horst aan de Maas een meetnetwerk op te zetten met de MySense-meetkits.
Nu het project zo’n drie jaar loopt is het tijd om terug én vooral vooruit te kijken. “Wat nu?” is dan ook de titel van de notitie van Behoud de Parel. Tegelijkertijd biedt het initiatiefnemers van andere meetkits de mogelijkheid gebruik te maken van de ervaringen die Behoud de Parel heeft opgedaan met het MySense-project. In het voorwoord wijst Behoud de Parel die nieuwe ontwikkelaars en burgerwetenschappers op het belang verder te kijken dan alleen het bouwen van een meetkit. Kijk vanaf het begin naar wat je wilt en kunt gebruiken en wat je doet met de verzamelde gegevens (bijvoorbeeld de resultaten voorleggen aan de politiek). En – minstens zo belangrijk – toezien of er daadwerkelijk ook iets gedaan wordt met de gegevens ter verbetering van de luchtkwaliteit. Want daar draait alles om!
In de notitie wordt uitgebreid teruggekeken op de fijnstofmetingen in St. Anthonis en bij een leghennenstal in Castenray. Geconcludeerd wordt dat de luchtkwaliteit in Nederland vanaf 2001 verbeterd is, maar de laatste vijf jaar weer slechter is geworden. Dat geldt zowel voor de fijn stof PM10 als fijn stof PM2,5, waarbij 10 en 2,5 staan voor de afmetingen van de fijnstofdeeltjes kleiner dan respectievelijk 10 en 2,5 micrometer. Hoe kleiner hoe dieper ze in de longen door kunnen dringen en hoe schadelijker ze zijn voor de gezondheid.
In St. Anthonis – met veel intensieve veeteeltbedrijven – is de emissiedruk 20 keer zo hoog als het landelijk gemiddelde en daarmee mogelijk het hoogst in heel Nederland. Dat betekent dat het voor de gemeente Land van Cuijk – die het Schone Lucht Akkoord (SLA) ondertekend heeft – nog een lange weg te gaan is, vooraleer voldaan wordt aan de normen van het SLA (c.q. de normen van de Wereld gezondheidsorganisatie – WHO).
Bij de leghennenstal bleek uit de metingen dat de filterinstallaties om de uitstoot van fijn stof zoveel mogelijk te beperken, niet goed functioneerden. Die filterinstallaties werden vervangen en daarmee daalde de uitstoot aanmerkelijk. Wat niet wegneemt dat het emissieniveau nog steeds hoog te noemen is.
De ervaringen met de toepassing van de meetkits in de praktijk hebben geleid tot conclusies die van belang zijn voor de ontwikkeling van luchtkwaliteitsmeetkits. Maar ook met betrekking tot de inzet van de meetkits in de praktijk. Zo wordt geconcludeerd dat de metingen met de “low-cost-meetkits” op ammoniak, stikstofoxiden (beiden nog wel beperkt met de huidige generatie meetkits) en vooral fijn stof in de praktijk een redelijk goede indicatie geven met betrekking tot gezondheidsrisico’s in de lokale situatie. Met name ten aanzien van fijn stof PM2,5, mits de resultaten gecorrigeerd worden met referentiemetingen bij een landelijk meetstation. Tegelijkertijd dienen rekenmodellen voor de luchtkwaliteit, gebaseerd op landelijke metingen, aangevuld te worden met lokale metingen, om lokaal bronmaat-regelen te kunnen nemen.
Vastgesteld wordt dat een transparant bedrijfsmatig opgezet kwaliteitsnetwerk haalbaar is, ook financieel. Daarbij is samenwerking met provinciale en lokale overheden, het RIVM, de GGD en burgers een voorwaarde om te kunnen slagen. Daarbij geldt – concludeert Behoud de Parel – dat “meten om te weten” niet afdoende is. Voorafgaande aan de metingen dient de analyse van de metingen, monitoring, het verspreiden van de meetresultaten, de conse-quenties daarvan voor beleid en de bronregulering rond grote bedrijven opgenomen te zijn in een projectplan dat meerdere jaren loopt en tussentijds regelmatig aangepast moet worden, aan de hand van de praktijk.
Omdat de metingen met de “low-cost-meetkits” in de buitenlucht te maken hebben met relatief lage concentraties gas en fijn stof, zijn ze niet nauwkeurig genoeg om gebruikt te worden als hulpmiddel bij milieuhandhaving. De metingen zijn indicatief en daarom wel geschikt voor het krijgen van inzicht in de lokale luchtkwaliteit en vandaaruit behulpzaam bij (regionale) beleidsvorming.
Met betrekking tot het bereiken van resultaten in het kader van het Schone Lucht Akkoord, dat door veel provincies en gemeenten is ondertekend, concludeert Behoud de Parel dat de directe kosten die voortkomen uit het streven naar schone lucht niet het probleem vormen, maar de organisatie daaromheen. Daar schort het aan. Vooralsnog lijkt het Schone Lucht Akkoord vooral een dans om de subsidiepot. Maar – zo stelt Behoud de Parel de indringende vraag – wat is een (overigens in de huidige praktijk ook nauwelijks haalbaar) akkoord waard zonder dat daar door overheden consequenties aan worden verbonden?
Tenslotte – zo wordt opgetekend in de notitie – speelt de huidige situatie op de markt van elektronicacomponenten (o.a. stijging van de prijs van hardware, zoals chips) en de inflatie ook de ontwikkeling van een vierde generatie meetkits nogal parten.