U bent hier
Op 11 mei 2020 heeft het college van B&W Horst aan de Maas aan "De Verbinding", een geitenhouderij aan de Losbaan 44 in Lottum, een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een geitenstal, onder andere met een opfokstal met loods. Omwonenden waren het niet eens met de verleende omgevingsvergunning, in het bijzonder vanwege de vergunde toename van het aantal geiten tot meer dan 1800. Zij vrezen voor geurhinder en voor een toename van de emissie van ammoniak en fijnstof vanuit de inrichting. De rechtbank in Limburg heeft de bezwaren van de buurt eerder verworpen, maar nu heeft de Raad van State geoordeeld dat de vergunning op onjuiste gronden is verleend, omdat er geen rekening is gehouden met de toename van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof van de boerderij.
De vergunning is door B&W verleend voor het bouwen van een bouwwerk, het gebruiken van bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan en het verrichten van wat zij noemt "een andere activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving". De stallen en de loods worden in strijd met het bestemmingsplan gebouwd omdat zij gedeeltelijk buiten het bouwvlak komen te liggen. Het college heeft hiervoor vergunning verleend met toepassing van een afwijkingsmogelijkheid.
De andere activiteit waarvoor de vergunning is verleend, is het houden van in totaal 1440 geiten ouder dan 1 jaar in een nieuw op te richten geitenstal en in de bestaande stal, en het houden van 200 opfokgeiten van 61 dagen tot en met 1 jaar oud en 200 opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen oud in een te verbouwen opfokstal. Voor deze activiteit is een zogenoemde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) verleend.
De buurt heeft beroep ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning bij de rechtbank Limburg. Zij zijn het niet eens met de vergunde toename van het aantal geiten dat mag worden gehouden. Zij vrezen voor geurhinder en voor een toename van de uitstoot van fijnstof en ammoniak, die schadelijk kunnen zijn voor hun gezondheid en die van andere omwonenden. Ook maken zij zich zorgen over de mogelijke verspreiding van ziekteverwekkers zoals Q-koorts.
Ook MOB, een organisatie die zich inzet voor het behoud en de bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, heeft beroep aangetekend tegen de vergunning. MOB stelt dat de OBM onterecht is verleend omdat er sprake is van een significante toename van stikstofdepositie op nabijgelegen natuurgebieden die onder de Natura 2000-regeling vallen. Volgens MOB had er een passende beoordeling moeten worden gemaakt om de gevolgen voor deze gebieden in kaart te brengen.
Waar de rechtbank van Limburg het beroep van buurt en MOB verwierp heeft de Raad van State hen nu dus gelijk gegeven. De RvS is van oordeel dat het college zich op onjuiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat de aangevraagde uitbreiding van de geitenhouderij geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Maar uit de aanvraag om verlening van de OBM blijkt niet op welke wijze zal worden bewerkstelligd dat de emissies niet toenemen bij de aangevraagde toename van het aantal dieren, terwijl bij een toename van het aantal dieren in beginsel ook de emissies zullen toenemen. In de aanvraag staat daarover dat niet bekend is welke maatregelen er kunnen worden getroffen omdat er nog geen geschikte huisvestingssystemen beschikbaar zijn die én de emissies voldoende reduceren én een diervriendelijke huisvesting garanderen. Bij gebrek aan het bestaan van een dergelijk stalsysteem op het moment van de aanvraag, nemen die emissies toe ten opzichte van de bestaande situatie. De lagere emissiefactoren die in de aanvraag zijn opgenomen zijn enkel gebaseerd op de wens van De Verbinding om het aantal geiten te laten toenemen.
Volgens de RvS heeft B&W van Horst aan de Maas bij de beoordeling of de aangevraagde activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, enkel gekeken naar de gevolgen die mogen optreden op grond van het geldende maatwerkvoorschrift, zonder te beschikken over concrete gegevens over de te verwachte emissies. Daar komt bij dat niet is uitgesloten dat de activiteit nog meer en andere nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Het college heeft zich dan ook niet op goede gronden op het standpunt gesteld dat de aangevraagde activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben en dat daarom geen MER hoeft te worden gemaakt. Dit heeft tot gevolg dat B&W van Horst aan de Maas de OBM ten onrechte heeft verleend. De rechtbank Limburg - die aanvankelijk de vergunning wél goed keurde - heeft dit ten onrechte niet onderkend.
In de bijlage is te lezen hoe de Raad van State verder tot haar beoordeling is gekomen.