U bent hier
Volgens de Raad van State heeft de gemeente Horst aan de Maas de vergunning voor de bouw van de zogenaamde Centrale Zandverwerkingsinstallatie (CVI) voldoende aangepast. Dat betekent dat DCM (Delfstoffen Combinatie Maasdal, een samenwerkingsverband van de grintboeren Teunesen en Terraq) alsnog van start kan gaan met de bouw van een haven, een slibdepot en een zandverwerkingsinstallatie. De bezwaren van omwonenden en vereniging Behoud de Parel zijn daarmee uiteindelijk door de Raad van State aan de kant geschoven (zie bijlage).
Eerder had de Raad van State besloten dat Horst aan de Maas te weinig voorwaarden had opgenomen in de verleende vergunning inzake het door de installatie geproduceerde (laagfrequent) geluid (zie hier het artikel over die eerdere uitspraak). Dat betekent een defintief einde aan de bezwaren van Behoud de Parel, die eerder voorstelde de verwerking van zand door een installatie op de Maas te laten uitvoeren. Naast de aantasting van het aanwezige natuurgebied en de verkeersveiligheid richten de bezwaren van Behoud de Parel zich op de overlast van (met name zogenaamd laagfrequent) geluid. Océ van der Grinten, de kopieergigant uit Venlo had ook bezwaren ingediend. Haar bezwaar betrof met name de trillingen, afkomstig van de CVI, die de fijnmechanische apparatuur van het bedrijf zou verstoren.
In Dagblad de Limburger heeft DCM aangegeven nog niet precies te weten, wanneer de bouw van de centrale van start gaat. De aanleg gaat zo'n drie tot vijf jaar duren en vervolgens mag de installatie - volgens de vergunning van de gemeente - hooguit 25 jaar actief zijn. Behoud de Parel heeft altijd aangegeven dat de gemeente over 25 jaar "vergeten" zal zijn dat er maar 25 jaar geproduceerd mag worden en/of de haven te handhaven voor andere industriële activiteiten. Een eerder voorstel van Behoud de Parel (nadat haar alternatief voor zandverwerking op de Maas verworpen was) om de activiteiten te laten plaats vinden in de haven van Venlo, die omgebouwd gaat worden naar een industriële haven.
Bij de Raad van State uitspraken staat de uitspraak aangegeven als zaak nr 201403103/2/R1.