U bent hier
Op 31 oktober 2021 publiceerde NRC een artikel naar aanleiding van onderzoek van de Enquêtecommissie Limburg naar grondtransacties in Grubbenvorst en Lottum. De Enquêtecomissie Limburg is door Provinciale Staten van Limburg in het leven geroepen naar aanleiding van mogelijke belangenverstrengelingen van voormalig gedeputeerde Ger Koopmans (CDA), die tot 2018 commissaris was bij Terraq, die samen met Teunesen Zand & Grind het bedrijf DCM heeft opgericht (lees hier meer achtegronden bij deze bedrijven). DCM is de werkmaatschappij die de Centrale Zandverwerkingsinstallatie (CVI) in Raaieind in Grubbenvorst ontwikkelt en gaat exploiteren. Tegen de komst van de CVI heeft vereniging Behoud de Parel zich samen met de omwonenden verzet. In het artikel van NRC wordt een link gelegd tussen toenmalig Gedeputeerde Ger Koopmans en de grondtransacties tussen de provincie en Terraq, een van de samenwerkingspartners binnen DCM.
Koopmans nam deel aan de besprekingen van Gedeputeerde Staten (GS) over de grondtransacties nabij Grurbbenvorst en Lottum. Dat is in strijd met de provinciale gedragscode. De directe reden vanuit Provinciale Staten om nader onderzoek te doen naar de rol van Koopmans als commissaris van Terraq én als Gedeputeerde van de provincie Limburg.
Bij het onderzoek van NRC naar de kwestie - zo laat het nieuwsblad weten - sprong er één transactie uit. In 2016 onderhandelde de provincie met Teunesen Zand & Grint. De provincie wilde van Teunesen ruim 40 hectare grond kopen voor een gebiedsontwikkeling tussen twee Maasdorpen, Ooijen en Wanssum. Om de grond van Teunesen in bezit te krijgen, bood de provincie de baggeraar „vervangende grond” aan. Daarbij ging het om dertien percelen in Grubbenvorst en Lottum.
Teunesen en Terraq (DCM) hebben nabij Grubbenvorst al de grond waarop ze het CVI ontwikkelen en exploiteren. Maar hoe meer grond, hoe sterker de positie van de baggeraar wordt om de ontgronding zelf te kunnen uitvoeren. Dus het kwam DCM goed uit dat deze ruilactie tot stand kwam. Het vreemde van de ruilactie is volgens NRC dat de provincie de grond in het gebeid Wanssum - Ooijen gewoon had kunnen onteigenen. Dat heeft GS (met Koopmans als lid) niet gedaan. Sterker nog, zo meldt NRC, de grondruil kwam tot stand onder voor DCM zeer gunstige condities. Uit documenten die NRC heeft opgevraagd bij de provincie blijkt dat in maart 2017 de provincie de waarde van de percelen liet bepalen, toen Koopmans nog commissaris was bij Terraq. De verkoop werd op 17 april 2018 beklonken in een vertrouwelijk besluit van GS, met als portefeuillehouders Koopmans en Hubert Mackus (CDA). Nadat de provincie de percelen geleverd had aan Teunesen, verkocht die ze door aan twee ondernemingen – Maasweerd Grubbenvorst en Lottummerwaard – waarvan Terraq en Teunesen eigenaar zijn. De dubbele transactie was lucratief voor de baggeraar. Voor de percelen in Ooijen-Wanssum betaalde de provincie aan de baggeraar 7,50 euro per vierkante meter, waarbij de winrechten voor het zand in de ondergrond bij Teunesen blijven. Op zijn beurt hoefde Teunesen voor de zandwinlocaties in Grubbenvorst en Lottum slechts 5,09 euro per vierkante meter te betalen. Teunesen kreeg hier de complete winrechten: de provincie zag af van opbrengsten uit toekomstige zandwinning, en legde evenmin vast dat bij een ontgronding nog een nabetaling moet volgen. Zo kreeg de baggeraar het zand in de ondergrond er gratis bij. Als kers op de taart betaalde de provincie nog 1,5 miljoen euro aan de baggeraar, onder meer voor onkosten- en schadevergoedingen.
De grond nabij Grubbenvorst en Lottum had de provincie in 2014 gekregen van het ministerie van Landbouw om er natuur te ontwikkelen. Die natuurontwikkelingsstatus schrapte GS voorafgaand aan de onderhandse verkoop aan de baggeraar.
NRC wijst er in haar artikel op dat het contract tussen Teunesen en de provincie nog een opmerkelijke passage bevat. De baggeraar wilde ook de grond van Staatsbosbeheer in Grubbenvorst en Lottum hebben. De provincie ging een „inspanningsverplichting” aan om namens de baggeraar met Staatsbosbeheer te onderhandelen over verkoop. Oktober 2017 liet de provincie voor eigen rekening de percelen van Staatsbosbeheer taxeren. Dat werd niet de hoofdprijs: ruim 14 hectare grasland voor 182.346 euro: 1,28 euro per vierkante meter. De gesprekken tussen provincie en Staatsbosbeheer liepen dan ook op niets uit, volgens Staatsbosbeheer. De dienst vond het bod te mager, omdat in de taxatie niet de waarde van de ondergrond was meegenomen. Als grondeigenaar behield Staatsbosbeheer daarmee een positie bij onderhandelingen over de toekomst van de twee gebieden.
Op dit moment woedt er een discussie onder de Grubbenvorster goegemeente over de bestemming van de weerden nabij Grubbenvorst. Een stichting - met als naam "Gezicht naar de Maas" - wil in het gebied een commercieel aantrekkelijk project ontwikkelen. Het gerucht gaat dat de stichting mede gefinancieerd wordt door DCM. Als de plannen van de stichting doorgaan, is dat specifiek voor DCM erg gunstig. Zij kan dan de baggerwerkzaamheden verrichten die nodig zijn voor de ontwikkeling van het gebied. Met name het realiseren van een hoogwatergeul - opgenomen in het plan van de stichting - is lucratief. Maar tegen de plannen van "Het Gezicht naar de Maas" bestaat weerstand in Grubbenvorst, óók vanuit vereniging Behoud de Parel (lees hier meer over die weerstand). Die weerstand leidde tot de oprichting van de groep "Genieten van de Maas", die ook plannen ontwikkelde, waarbij de oorspronkelijke doelstellingen met betrekking tot het gebeid (natuurontwikkeling) weer teruggehaald worden..
Of de plannetjes van DCM en in haar kielzog de Stichting "Gezicht naar de Maas" doorgang vinden is ondertussen nog maar zeer de vraag. Op 17 november 2021 spraken bestuursleden van vereniging Behoud de Parel, André Vollenberg en Paul Geurts, met wethouder Beurskens (Essentie) over de mogelijkheden om de CVI te stoppen en over de plannen in de weerden nabij Grubbenvorst (lees hier het verslag van dat gesprek). In dat gesprek meldde de wethouder dat er eerst door Stroming (in opdracht van de gemeente) nader onderzoek plaats vindt over de inrichtingsmogelijkheden van het gebied. De uitkomst van dat onderzoek biedt de basis voor de gegevens die de gemeente aanlevert ten behoeve van een groot investeringsplan van het Rijk, waarin hoogwaterbeveiliging ook een plek in heeft gekregen. Dat proces zal zo’n jaar tot anderhalf jaar in beslag nemen. Daarna volgt een besluitvormingstraject en als dat is afgerond duurt het uitwerken van de plannen nog eens vijf jaar.
Dat de ontwikkeling van dit soort plannen altijd heel veel tijd neemt, heeft de geschiedenis inmiddels wel geleerd. Al in het begin van deze eeuw liet het CDA (o.l.v. toenmalig wethouder Knops) op kosten van de gemeente Horst aan de Maas onderzoek doen naar de mogelijkheden om de Maas (en dan met name de grond- en grindwinning) te exploiteren, een en ander onder het mom van "bescherming tegen de Maas"). Op basis van het onderzoek diende het CDA in Provinciale Staten een plan in om te komen tot de ontwikkeling van wat later de Zandverwerkingsinstallatie in het Raaieind in Grubbenvorst zou worden. In een zeer druk bezochte bijeenkomst in 't Haeren in Grubbenvorst (lees hier het verslag van die bijeenkomst) werd al gezinspeeld op de mogelijkheden om de Maas commercieel te exploiteren. Op vragen over de mogelijkheden en garanties binnen het plan dat door Provinciale Staten is goedgekeurd (het zgn. CDA-plan) en met LNV-gelden voor het meer naar de Maas brengen van Grubbenvorst werd geantwoord: "Binnen het door Provinciale Staten goedgekeurde Zandmaas-extra-plan is de ontwikkeling van nieuwe natuur, economie en recreatie een nevendoelstelling naast de beveiligingsdoelstelling. Woningbouw kan een van de middelen zijn om dit te bereiken. In de reactie van B&W van Horst aan de Maas die als bijlage bij het provinciale besluit is gevoegd, is de realisatie van een nieuw waterfront waarmee Grubbenvorst wordt ontsloten op de Maas als van wezenlijk belang genoemd voor de medewerking door de gemeente. Concretisering hiervan moet nog plaats vinden in overleg met de provincie over de aanleg van de Maaswaard bij Grubbenvorst".
Een en ander overziend is ontegenzeggelijk een zweem van belangenverstrengeling tussen het CDA en/of CDA-coryfeën te bespeuren. Maar het blijft moeilijk daar precies de vinger op te leggen. De toekomst zal uitwijzen in hoeverre de tegenkrachten de megalomane commerciële plannen ten gunste van DCM kunnen tegenhouden en zich een werkelijk natuurlijke omgeving voor Grubbenvorst verder kan ontwikkelen, zodat Grubbenvorst die Parel aan de Maas blijft die velen zich wensen. De eerste resultaten van het onderzoek van Stroming (zie bijlage) wijzen wel in die richting.