U bent hier
Het beleid voor bedrijventerreinen behoeft aanpassing. Gemeenten moeten veel meer op regionaal niveau de terreinen gaan plannen, programmeren en herstructureren. Nu zijn zij bij het aanbieden van ruimte voor bedrijven vooral gericht op het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen in de eigen gemeente. Onderhoud en herstructurering (ingrijpende verbetering/aanpassing) van bestaande terreinen komt niet van de grond. De huidige praktijk gaat bovendien gepaard met verlies van open ruimte en de aantasting van het landschap. Een andere, meer integrale aanpak, kan verbetering brengen in deze situatie.
Deze conclusie trekt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in het vandaag verschenen rapport ‘De toekomst van bedrijventerreinen’. Dit is het eerste op wetenschappelijke feiten gebaseerde rapport dat de bestaande situatie van bedrijventerreinen voor heel Nederland in beeld brengt. Het geeft een evaluatie van het huidige beleid en aandachtspunten voor het toekomstige beleid.
Huidige praktijk
Bij het creëren van ruimte voor werkgelegenheid kiezen gemeenten (de belangrijkste aanbieders van bedrijventerreinen) er tot op heden meestal voor een nieuw bedrijventerrein aan te leggen. Bij de uitgifte van grond voor een bedrijventerrein reserveren zij vervolgens weer een nieuw terrein om de voorraad bouwrijpe grond op peil te houden om geen 'nee' te hoeven verkopen aan bedrijven. Aandacht voor het opknappen en verbeteren van bestaande terreinen hebben zij te weinig. Dat is jammer want tijdig investeren in onderhoud en bijvoorbeeld het op peil houden van de bereikbaarheid kunnen de levensduur van een terrein verlengen. Hiermee neemt de noodzaak voor nieuwe terreinen af.
Omslag in beleid: naar een integrale aanpak
Het Planbureau pleit daarom voor een omslag in het beleid van de gemeenten: van uitbreiding naar herstructurering. Bij de keuze tussen het aanleggen van een nieuw terrein of het herstructureren van bestaande terreinen, moeten zij meer rekening houden met voor de maatschappij belangrijke zaken zoals het verlies van open ruimte en aantasting van het landschap. Een integrale aanpak kan dergelijke negatieve effecten voorkomen. Bij zo'n integrale aanpak maken gemeenten de keuze voor een nieuw bedrijventerrein of herstructurering in samenhang met de planning voor woningbouw, kantoren en andere voorzieningen. Alle opties worden zorgvuldig afgewogen: Is een nieuw bedrijventerrein nodig of kan de benodigde ruimte ook geboden worden op bestaande terreinen, zodat de open ruimte en het landschap gespaard blijven? Wat is de waarde en het belang van de beschikbare open ruimte? Is het nodig om de bestaande terreinen te herstructureren? Of is het wellicht meer wenselijk om een bestaand terrein geschikt te maken voor een andere functie (bijvoorbeeld woningbouw) en elders een nieuw terrein aan te leggen?
SER-ladder nog niet toereikend
Via de SER-ladder stimuleert het Rijk de herstructurering van oude bedrijventerreinen om de aanleg van nieuwe terreinen te verminderen. De mogelijkheid om een bedrijventerrein geschikt te maken voor een andere functie en een nieuw terrein elders aan te leggen, blijft onderbelicht in de SER-ladder. Toch kan een dergelijke aanpassing vanuit een maatschappelijk welvaartsperspectief voor sommige regio’s een goede optie zijn, zo blijkt uit het PBL-onderzoek. De SER-ladder besteedt nu alleen aandacht aan de herstructurering van oude bedrijventerreinen om de aanleg van nieuwe terreinen te verminderen. Het is de vraag of deze aanpak in alle regio’s tot optimale resultaten leidt, en in alle regio’s op dezelfde wijze zou moeten worden toegepast.
Regionale afstemming
Voor een integrale aanpak is regionale afstemming nodig. Gemeenten handelen nu nog vooral lokaal, waardoor het risico bestaat dat er te veel bedrijventerreinen komen. Regionale afstemming gebeurt momenteel wel bij de reservering van grond voor nieuwe bedrijventerreinen, maar niet of nauwelijks bij de uitgifte van grond, herstructurering of transformeren van oude terreinen voor andere doeleinden, zoals woningbouw.
Werkgelegenheid
Bedrijventerreinen hebben een belangrijke functie: ze huisvesten 30% van de werkgelegenheid en bieden ruimte aan groeiende bedrijven binnen de gemeente. Uit het onderzoek van het Planbureau blijkt dat de werkgelegenheid op bedrijventerreinen voornamelijk toeneemt door de groei van bestaande bedrijven uit de gemeente zelf en in veel mindere mate door de vestiging van bedrijven van buiten de gemeente. Een goede inschatting van de toekomstige behoefte aan ruimte op bedrijventerreinen, kan daarom het beste gebaseerd worden op kennis van de ontwikkelingen van bedrijven in de gemeente.
Regionale verschillen
De behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen zal de komende periode verschillen per regio. Vooral krimpregio's (in Noord- en Oost-Nederland bijvoorbeeld) hebben minder nieuwe terreinen nodig. Gemeenten moeten daar nu al een omslag maken van uitbreiding naar herstructurering. In regio's waar de werkgelegenheid nog groeit (zoals de Randstad) zal nog langere tijd behoefte zijn aan nieuwe terreinen. Daar is nog steeds sprake van groei van bedrijven en ook worden daar verouderde terreinen vaker hergebruikt voor woningbouw.
(Bron: PBL, 3-6-'09)
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Het PBL draagt bij aan de kwaliteit van de politiek-bestuurlijke afweging door het verrichten van verkenningen, analyses en evaluaties waarbij een integrale benadering voorop staat. Het PBL is voor alles beleidsgericht. Het verricht zijn onderzoek gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en altijd wetenschappelijk gefundeerd.