U bent hier
Op donderdag 2 april 2015 vond een zeer uitvoerige zitting plaats bij de Raad van State met betrekking tot de Centrale Zandverwerkingsinstallatie (CVI) aan de Maas in Grubbenvorst( lees meer in dit artikel). De partijen werden goed vertegenwoordigd. Vier personen van Océ en vier personen van Behoud de Parel (twee juristen, een deskundige en de voorzitter van Behoud de Parel), die zich te weer stellen tegen de komst van een centrale zandverwerkingsinstallatie, een slibdepot en een haven in Raaieind. Van de voorstanders waren acht personen aanwezig: een vertegenwoordigers van de provincie, de gemeente Horst aan de Maas en van Raaieind BV, de werkorganisatie van DCM.
Vanuit de Behoud de Parel werd betoogd dat er geen nut en noodzaak meer bestaat om - in het kader van de bescherming van de bevolking tegen overstromingen van de Maas - een zandverwerkinsinstallatie te bouwen. Laat staan een haven te bouwen. Immers, de activiteiten in dat kader zijn voor een groot deel uitgevoerd. Dat zou betekenen dat van elders (los van de Maaswerken) zand zou moeten worden aangevoerd om de installatie draaiende te houden. Het onderzoeksbureau van de Raad van State - het StAB - rapporteerde gelijkluidend, maar liet dat niet terug komen in de conclusie. Wat betreft de discussie over het nut en noodzaak heeft het College van B&W van Horst aan de Maas als centrale argument aangegeven dat nut en noodzaak voortvloeit uit de keuze om de grondverwerking centraal te laten plaatsvinden in plaats van decentraal. De centrale ligging van de verwerkingslocatie geeft volgens B&W het noodzakelijk verband tussen de zandmaasprojecten en daarmee is volgens B&W nut en noodzaak gegeven. De Raad van State zal hierover moeten beslissen.
Verder werd aangevoerd dat het bestemmingsplan (ten tijde van de vergunningverlening) niet in overeenstemming was met de plannen vanwege de Ecologische Hoofdstructuur en het Provinciaal Omgevingsplan (POL). Het CVI is geen onderdeel van het Zandmaasproject en had als bestemming industrieterrein moeten krijgen. Een zeer kritische opmerking werd geplaatst door Staatsraad van Buuren, die aangaf dat in feite sprake is van een gezoneerd industrieterrein, terwijl geen compensatie plaatsvindt. Anderzijds heeft Van Buuren kritisch naar Behoud de Parel aangegeven dat het juridisch nu eenmaal zo is dat het POL – anders dan een verordening – geen dwingend toetsingskader oplevert. Daar heeft Tom Jeltema (zie in de bijlage diens pleitnota), een van de advocaten van Behoud de Parel en de omwonenden van opgemerkt dat B&W er blijkens de toelichting op het bestemmingsplan zelf wel van uit is gegaan dat het POL dwingend toetsingskader was. Ook is van de zijde van B&W aangegeven dat het POL in 2014 is gewijzigd. Maar ten tijde van het besluit door de gemeenteraad van Horst aan de Maas gold het oude POL. En dat zou wat Behoud de Parel betreft geldend moeten zijn.
Zowel door Behoud de Parel als Océ Van der Grinten werd ingegaan op de geluidsniveaus die in acht genomen moeten worden. Laagfrequent geluid - zo werd betoogd - kan een probleem zijn. Over dit punt vond discussie plaats tussen de deskundigen van de verschillende aanwezige partijen. De Raad van State toonde zich erg kritisch richting de gemeente. De conclusies van Peutz, het onderzoeksbureau dat Behoud de Parel heeft ingeschakeld, is tijdens de zitting naar voren gebracht en leidde tot de opmerking dat de adviseur van DCM, LBP Sight, in afwijking van de Vercammencurve had gehandeld, om de resultaten rooskleuriger voor te stellen dan de werkelijkheid (!). Zo werd duidelijk dat een factor van + 6dB niet was meegenomen terwijl dit wel was voorgeschreven. Dit werd ook onderschreven door de STAB-rapporteur en werd erkend door de deskundige van LBP Sight. De deskundige van Peutz die namens Behoud de Parel ook bij de zitting aanwezig was, kon de deskundige van LBP Sight goed van repliek dienen.
Ook werd er stil gestaan bij de normstelling van de bron. Door de DMC werd nog op diverse onderdelen aangeboden om het alsnog beter te regelen, door bijvoorbeeld de werktijden aan te passen en alsnog een controlevoorschrift op te leggen.
Océ heeft extreem gevoelige apparatuur op 1500 meter afstand in gebruik. Effecten van mogelijke trillingen van CVI op fundering van deze gebouwen is onvoldoende onderzocht, zo stelt de vertegenwoordiger van Océ. Om het geluid en de trillingen binnen de perken te houden zou een grondwal en een hoog betonscherm toegepast moeten worden. Die voorzieningen zijn echter niet in de procedures meegenomen.
De Raad van State heeft veel vragen aan de gemeente Horst aan de Maas over bovengenoemde onderwerpen en lijkt minder gecharmeerd van de Limburgse werkwijze, die gekenmerkt door "ons kent ons", zo is de teneur. De CVI wil van zes uur 's morgens tot s'avonds tien uur in bedrijf zijn en er is een breker in de grintstraat gepland. Eventueel is men bereid de bedrijfsuren te verminderen ten behoeve van de nachtrust van omwonenden. Dit zou dan wel gecontroleerd en gehandhaafd moeten worden, evenals de geluidsberekeningen. Maar door Behoud de Parel is al vaker geconstaeerd dat het handhavingsbeleid van de gemeente Horst aan de Maas vaak tekort schiet...
Aan het slot wordt nog met de vertegenwoordiger van de gemeente Horst aan de Maas uitvoering gesproken over de te betalen kosten (i.v.m. de onderzoeken) aan Behoud de Parel, als de gemeente zou verliezen. De gemeente wil daar niet mee akkoord gaan. Daaruit zou afgeleid kunnen worden dat Behoud de Parel een goede kans heeeft gelijk te krijgen en dat de onderzoeken die Behoud de Parel heeft laten uitvoeren, ertoe doen. Uitspraak binnen 6 weken.